Het verbod op de verbrandingsmotor is nu is officieel. Het was al langer duidelijk dat Europa van plan was om vanaf 2035 een einde te maken aan de verkoop van nieuwe auto’s met verbrandingsmotoren in de EU, maar de definitieve beslissing was nog niet genomen. De Europese lidstaten en het Europees Parlement hebben recentz dit akkoord bereikt, en is van toepassing op nieuwe wagens met verbrandingsmotor en bestelwagens.
Het Europees Parlement bereikte recent een akkoord over het voorstel van de Europese Commissie van deze zomer waarin ze wilde overgaan tot het invoeren van een verkoopverbod. Dat verbod houdt in dat vanaf 1 januari 2035 nergens in de EU nog een nieuwe auto of bestelwagen met een verbrandingsmotor verkocht zal mogen worden (tweedehandsexemplaren worden niet verbannen). Het gaat dan zowel om auto’s of bestelwagens met een benzinemotor, op diesel, op gas (aardgas, LPG…) als om hybride wagens. Enkel auto’s zonder lokale uitstoot – elektrisch door middel van batterijen of door een brandstofcel op waterstof – zullen nog verkocht mogen worden.
Vooraleer de toegestane CO2-uitstoot in 2035 herleid wordt tot 0 zijn er nog tussenstappen voorzien in 2025 en 2030, wanneer de uitstoot van personenwagens al 55 procent lager zou moeten liggen dan in 1999. In 2025 gaat de nieuwe uitstootnorm Euro 7 bovendien in, al heeft die niet als eerste doel het terugdringen van de CO2-uitstoot maar wel het verminderen van de uitstoot van fijnstof, NOx en andere vervuilende elementen.
Het doel van de EU is om in 2050 koolstofneutraal te zijn. De auto en de lichte bedrijfswagen zijn in de EU samen goed voor zo’n 15 procent van de CO2-uitstoot en spelen dus een rol in de opwarming van de aarde.
Uitzondering voor synthetische brandstoffen & nicheconstructeurs.
Het verbod op de verkoop van auto’s met verbrandingsmotor bevat wel een optie om tot een nuluitstoot te komen door gebruik te maken van synthetische brandstoffen of vormen van een plug-in hybride aandrijving, waardoor de verbrandingsmotor dus nog mogelijks zou kunnen gebruikt worden. Dit zou kunnen wanneer de transitie naar 100% elektrisch voor te grote problemen zou zorgen. Voor deze uitzondering te kunnen implementeren, zouden autocontructeurs bewijs moeten voorleggen dat hun auto’s ook wanneer gebruik wordt gemaakt van die technologieën geen uitstoot meer hebben. Hoe realistisch dit is, is momenteel onduidelijk.
Het Europese verbod voorziet ook een uitzondering voor nicheconstructeurs die minder dan 1.000 auto’s per jaar bouwen en laat ook wat meer mogelijkheden voor autobouwers die minder dan 10.000 stuks per jaar assembleren.
Omdat de constructeurs zwaar banenverlies vrezen bij de transitie naar elektrisch voorziet de EU ook een transitiefonds om de werkgelegenheid te ondersteunen. Dat lijkt wel nodig, als je weet dat de auto-industrie in de EU volgens de Europese autoconstructeursvereniging ACEA rechtstreeks of onrechtstreeks werk geeft aan meer dan 13 miljoen mensen, wat overeenstemt met 7% van de totale Europese arbeidsmarkt.
Autoconstructeurs reageren kritisch.
Verschillende autoconstructeurs zijn erg kritisch rond deze beslissing omdat gevreesd wordt dat de elektrische auto niet voldoende betaalbaar zal zijn voor de modale beurs en er ook in 2035 niet voldoende oplaadmogelijkheden zullen zijn voor iedereen, in het bijzonder voor wie niet in een huis met een eigen parkeerplaats of garage woont. Zonder steunplannen om de elektrische auto ook voor de lagere en middenklasse betaalbaar te maken lijkt het er inderdaad op dat heel veel mensen zich verplicht zullen voelen om veel langer dan gepland met hun auto met een verbrandingsmotor te blijven rijden, wat vanzelfsprekend niet helpt om aan de uitstootdoelstellingen te voldoen.
Bronnen:
